"Non, je ne parle pas anglais!"

"Non, je ne parle pas anglais!"

Of: Hoe het voelt als een Fransman je Engels opdringt

De vakantie is weer begonnen – hoera!, koffers gepakt, auto volgeladen, – en zoals zo vaak kiezen wij het charmante pad naar la douce France. Denk lavendel, stokbrood en wijn die je bij thuiskomst ineens niet meer lekker vindt. Heerlijk.

En ja, ik geef het toe: stiekem vind ik het fantastisch om daar Frans te spreken. Niet dat ik een native ben hoor, verre van. Maar geef me een croissant en een paar kilometer tolweg, en ik transformeer langzaam van "doei" naar "au revoir". Het duurt even – die spreekdrempel is toch een dingetje – maar als ik eenmaal op stoom ben, ben ik niet te stoppen. Althans... dat denk ik graag.

We zitten op een zonnig terras in een pittoresk dorpje. Prachtige platanen, zacht getik van pétanqueballen in de verte, en ik, klaar voor de grote test. De ober komt eraan en ik besluit all-in te gaan:
"Bonjour monsieur! Je voudrais un café et un croissant, s’il vous plaît."
Bam. Heldere uitspraak, zelfverzekerde blik, lichtjes trotse houding. En wat doet hij?

Hij antwoordt. In het Engels. In. Het. Engels.

Ik voel mijn Franse ego als een soufflé inzakken. Nee! Niet doen! Ik wil oefenen! Geen Engels! Dit is mijn moment, mon moment! Blijkbaar verraadt mijn accent me. Of mijn gezicht. Of mijn hele Hollandse vibe. 

En op dat moment moet ik denken aan mijn cursisten Nederlands. Die ik altijd met frisse moed vertel:

"Gewoon veel oefenen in de praktijk! Op je werk, in de winkel, met de buren!"
En zij dan zuchten:
"Maar iedereen praat Engels terug..."

Ja. Ja, dat dus. Touché. Ik voel me ineens één met mijn cursisten. 

Dus doe ik nog een wanhoopspoging. Ik negeer zijn Engelse zinnen en zeg quasi-verbaasd:
"Parlez-vous français?"

En mijn cursisten... voor hen is er 1 belangrijke zin: Praat Nederlands met mij!